Lekker open en loslaten


Column voor ‘Geloven in Nederland’                                                                                  …

Deze column schreef ik voor het magazine ‘Geloven in Nederland’ – over de ‘pelgrimstocht’ die ik maakte van Frankrijk naar Nederland. Wat bleek bagage en wat balast? En wat moest ik loslaten…

Eerlijk gezegd houd ik meer van ‘vasthouden’. Dat modieuze ‘loslaten’ ten spijt. Klonk vroeger vroom dat je vooral moest ‘aanvaarden’ wat er op je weg komt, nu krijg je steevast het advies om los te laten. Maar – zo hoorde ik eens iemand opmerken – je kunt pas iets loslaten, als je het daarvoor echt hebt vastgehouden, omarmd. Loslaten betekent dus in elk geval niet onverschillig of wrokkig voor jezelf kiezen. Goed loslaten vergt levenskunst.

Al lopend kun je heerlijk over dit soort woorden en thema’s mijmeren. En dat deed ik. Afgelopen zomer wandelde ik uit de Bourgogne terug naar Nederland. Vanaf Vezelay pakte ik daarbij oude paden naar het noorden. Soms slingerend, dan weer kaarsrecht over onafzienbare vlakten, al eeuwenlang belopen richting Santiago de Compostella.

In tegenstelling tot veel van de pelgrims die me voorgingen, had ik geen religieus motief. Ik ging niet op weg om genezing af te smeken of boete te doen. Ook was het geen ‘midlife dingetje’ om een wending in mijn leven te forceren of mezelf te bewijzen. Maar natuurlijk was ik wel benieuwd wat 900 kilometer lopen in mijn eentje met me zou doen. Een maand uit mijn comfortzone, zou ik me dat mentaal sterker maken, spiritueel verrijken?

Zo ging ik op pad: een beetje atypisch tegen de stroom zuidwaarts trekkende pelgrims in. Maar, zo verzekerde een vriend: wie tegen de stroom ingaat, komt uit bij de bron. Dat klonk leuk. Maar wat zou dat betekenen: uitkomen bij de bron?

De weg was lang, het weer vaak onvoorspelbaar. Soms was de tocht mooi, maar even vaak was ’ie monotoon. Net als het alledaagse leven. Op de momenten dat het afzien was, concentreerde ik me op mijn ademhaling. Twee passen inademen, vier passen uit. Twee in, vier uit. Alleen maar dat. Ademen en lopen. De ene voet voor de andere… Doorgaan, en dan maar zien wie en wat er op je weg komt.

Een appel, een koek, een maaltijd, een douche… Een plek om te overnachten in mijn tentje… In al mijn afhankelijkheid en kwetsbaarheid ontmoette ik veel hartelijkheid. Terugkijkend waren de ontmoetingen en gesprekken onderweg minstens zo inspirerend als de natuur – ook al zijn die twee niet met elkaar vergelijken.

Terug naar die vraag: wat liet ik al lopend los? Mijn vrouw, mijn kinderen? Nee, niet echt. Met mijn mobieltje belde ik dagelijks even naar huis – vooral om te horen of alles oké was. En natuurlijk om te laten weten dat ik inmiddels alweer een stukje was opgeschoten, dichterbij huis was gekomen.

Al lopend merkte ik vooral dat ik dichterbij een grote rust in mezelf kwam. Dichterbij het besef dat het leven goed is, zoals het is. Zelfs als het plenste. Zelfs als ik was verdwaald of op een doodlopende weg was beland. Ik werd gesterkt in mijn vertrouwen dat ik onderweg van de ander – en ja, ook van de Ander – krijg wat ik werkelijk nodig heb aan kracht, voeding, nabijheid, inspiratie en liefde om vooruit te kunnen. Zo kwam ik die tocht vooral thuis bij mezelf en bij mijn Bron.